Boodschappen doen....
Citaat van Anoniem op 12 april 2024, 7:11 pmIemand laat iets vallen, sleutels vermoed ik, kletteren op de stenen vloer.
Een kind schrikt, roept luid naar zijn moeder, en rent langs mij heen.
De meneer die mij terwijl hij telefoneert passeert raakt met zijn mandje mijn mandje, hij verexcuseert zich met half opgestoken hand, kijkt me kort aan. Een beleefd lachje tover ik uit mijn tenen.Het lijstje met wat ik moet hebben treitert mij. Alleen stilstaand kan ik wazig ontwaren wat ik gekrabbeld heb op het nu plots onhandige geeltje. Volgende keer anders doen.
Na het lezen moet ik mijn blik weer naar voren richten, mijn hoofd opheffen en in beweging komen. Duizeligheid en de twee eerste passen daardoor niet in rechte lijn. Melk is het eerste aan de beurt.
Het is onmogelijk om met dit vol-met-wattenhoofd, met deze waas, met dit schommelen en draaien, tijdens dit overleven, een logisch pad uit te stippelen.
Eerst de melk, en dan het volgende. Mijn nek zet ik zoals al zo vaak (onbewust) op slot, overlevingsdrang. Iedere draai, ieder tikje, ieder lampje, ieder geluid is mij de baas.
Een karretje natuurlijk had ik moeten nemen, die geeft wat steun. Voor het dragen van mijn lijf en leden en vijf stuks eetwaar.
De kassa piept, evenals de stem van de vriendelijke kassier. Nu alleen nog de straat over waar een scooter dwars door mij heen toetert. Het voetgangers stoplicht knalt van rood naar groen, het tiksignaal voor visueel gehandicapten pakt een ander ritme, aangenamer nu.
Mijn sleutels doe ik in het slot, naar binnen, klik de deur zachtjes achter mij dicht en zou nu het liefst even huilen. Overleeft en kapot. De spulletjes in de koelkast, de bank en het gedempte licht.
Hoofd op een kussen, ellendig maar trots. Schouderklop voor mijzelf en straks een kop thee.
Iemand laat iets vallen, sleutels vermoed ik, kletteren op de stenen vloer.
Een kind schrikt, roept luid naar zijn moeder, en rent langs mij heen.
De meneer die mij terwijl hij telefoneert passeert raakt met zijn mandje mijn mandje, hij verexcuseert zich met half opgestoken hand, kijkt me kort aan. Een beleefd lachje tover ik uit mijn tenen.
Het lijstje met wat ik moet hebben treitert mij. Alleen stilstaand kan ik wazig ontwaren wat ik gekrabbeld heb op het nu plots onhandige geeltje. Volgende keer anders doen.
Na het lezen moet ik mijn blik weer naar voren richten, mijn hoofd opheffen en in beweging komen. Duizeligheid en de twee eerste passen daardoor niet in rechte lijn. Melk is het eerste aan de beurt.
Het is onmogelijk om met dit vol-met-wattenhoofd, met deze waas, met dit schommelen en draaien, tijdens dit overleven, een logisch pad uit te stippelen.
Eerst de melk, en dan het volgende. Mijn nek zet ik zoals al zo vaak (onbewust) op slot, overlevingsdrang. Iedere draai, ieder tikje, ieder lampje, ieder geluid is mij de baas.
Een karretje natuurlijk had ik moeten nemen, die geeft wat steun. Voor het dragen van mijn lijf en leden en vijf stuks eetwaar.
De kassa piept, evenals de stem van de vriendelijke kassier. Nu alleen nog de straat over waar een scooter dwars door mij heen toetert. Het voetgangers stoplicht knalt van rood naar groen, het tiksignaal voor visueel gehandicapten pakt een ander ritme, aangenamer nu.
Mijn sleutels doe ik in het slot, naar binnen, klik de deur zachtjes achter mij dicht en zou nu het liefst even huilen. Overleeft en kapot. De spulletjes in de koelkast, de bank en het gedempte licht.
Hoofd op een kussen, ellendig maar trots. Schouderklop voor mijzelf en straks een kop thee.